Vaste planten en haar juiste plaats

Hoewel rotsplanten in ons land in vele gevallen het beste tot haar recht komen op de vlakke grond in groepen bijeen, of in de voorgrond van borders, wil dit niet zeggen dat het gebruik van steen hierbij geheel verwerpelijk is. Hoewel een rotsachtige bodem of omgeving niet noodzakelijk is, zijn er toch allerlei variëteiten die het aardigste uitkomen tusschen voegen of tegen een achtergrond van steen. Een mogelijkheid deze planten op de juiste wijze te gebruiken, vinden we in de stapelmuren.

Evenals we voor iedere plant haar juiste plaats zoeken, mag ook zoo’n stapelmuur slechts worden aangebracht, waar de omgeving er zich toe leent. Doordat in ons land de meeste huizen iets hooger liggen dan de tuin, kan een muur de logische oplossing vormen van het hoogte­verschil. De kleur van de steen waarvan het huis ge­bouwd is, bepaalt dan de soort rotssteen, terwijl de dikte van de stukken steen afhangt van de hoogte van de te stapelen muur.

Is geen hoogteverschil aanwezig en wordt toch een rotsmuur gewenscht terwille van de bijzondere plantengroei, die hiertusschen en -tegen mogelijk is, dan kunnen we in sommige gevallen het terrein verdiepen. Voor kleine tuintjes is dat niet aan te raden, het wordt dan meestal gekunsteld en popperig. Bij het bouwen van zoo’n blokkenmuur moet er een vaste ondergrond zijn, want door de zwaarte van de muur zou anders kans op verzakking bestaan. Verder wordt de muur iets hellend naar achteren gemaakt om beter bestand te zijn tegen de druk van de grond er­achter en ook opdat de planten beter het regenwater kunnen opvangen. Inplaats van met cement metselen we hier met leem of klei en koemest. De brokken steen wisselen elkaar af in dikte en hoogte en hier en daar tusschen de voegen komen dc rotsplanten. Deze worden tegelijk met hel stapelen er tusschen gebracht, zoodat de wortels stevig geplant kunnen worden in de aarde achter de muur. Te vol mag zoo’n beplanting niet worden, want de steen is te aardig om geheel te overdekken door plantengroei.

Rotsplanten die hangen, planten we hoog of geheel bovenop, dus eigenlijk achter de muur; soorten daarentegen, die rozetten vormen, plaatsen we halverwege of bijna onderaan. Prachtig zijn de spinneweb-rozetten van Sempervivum arachnoidum, die zich hier soms uitbreiden en het lijnenspel der voegen accentuceren. De vele grillige vormen, die we vinden in de Sempervivums steken het aardigste af tegen een donkere achtergrond. De lichtgrijze bladen van Alyssum zijn altijd mooi, ook als de felgele bloemen al lang zijn uitgebloeid. Heelemaal op het Noorden planten we een enkele Ber­genia, Primula, Ramondia en de fijne Linaria. Deze laatste kan heele gedeelten overwoekeren met zijn rag­fijne blaadjes die wild door alles heenkruipen.

Hoewel al deze planten ook in de volle grond tot haar recht komen, wordt met zoo’n begroeide muur toch een totaal ander effect bereikt. Evenals voor borders geldt in de beplanting van de muur dezelfde regel ten opzichte van de grootte van de groepen. Van zware planten nemen we er hier 1, 2 of 3, om deze af te wisselen door een groote strook met fijne, blauwe Campanula's. Boven van de muur hangen dichte kussens omlaag van Saponaria oxymoides, lang en rijk bloeiend met helderrose bloemen. Heel teer hiernaast afstekend is één plant van de nieuwe Gypsophiia Rosenschleier. Naast dit lichte, donzige, staat dan een eind verder, op een hoek, een krachtige opgaande plant van Fuchsia ricartonii, die winterhard is en doorbloeit tot diep in de herfst.

Het gelukt niet altijd, dadelijk de rotsplanten tusschen de voegen aan de groei te krijgen. Komt na het planten een langdurige, warme, droge periode, dan sneuvelen er soms verscheidene. Hoewel veel planten het beste groeien in de volle zon, lukt het aanslaan niet steeds de eerste keer in een muur op het Zuiden, daar gevaar voor verbranden hier weer groot is. Zijn ze echter een­maal aan de groei dan vormt de steen een prachtig windscherm zoodat kans op bevriezen minder is dan op de koude grond.

Over het algemeen moeten we de voet van de muur niet bedekken. Er is een regel die zegt, dat je nooit het raakpunt van verticale en horizontale lijnen moet ver­doezelen: dit verzwakt. In de praktijk blijkt dan ook, dat de kracht van een aanleg veelal ligt in de beperking. Dit geldt op ieder gebied, bij architectuur, bij de inrich­ting van het huis evenals in onze kleeding. Liefde voor planten op zichzelf vormt dan ook een groot gevaar in de aanleg want tenslotte kan een teveel aan kleur het totaal effect bederven.

Bloemen hangen langs de muur omlaag, groeien in overdaad in bonte kleurschakeering tusschen de voegen, terwijl aan de voet een rand groeit, die alles tesamen maakt tot een bonte, warrelende kleurenwemeling. Indien daarentegen eenige groepen boven en in de muur elkaar afwisselen in een goed overwogen kleur- en vormenharmonie. zal tenslotte het geheel ons meer boeien dan de rijkste overdaad.

Een enkele plant, die aan de voet van de muur staat en omhooggroeit, zooals een Verbascum of Saxifraga cotyledon pyramidalis, zal onbewust onze blik steeds weer gevangen houden, ons schoonheidsverlangen be­vredigen door haar zuiver uitkomende vormen. Ook de lichte, wonderlijk gevormde bloemen van d Dodecatheon, komen op hun ranke, kale stengels het beste tot hun recht tegen de donkere steen. De Epimedium, die eveneens liefst in de schaduw groeit, vormt er met het bronskleurig blad een goede combinatie mee. Het gevaar van vervaging van te veel van de muur kunnen we dus voorkomen door hier geen bossige planten te gebruiken.

Een voordeel van een muurbeplanting is nog het wintereffect. Wel is waar is op de vlakke grond veel te be­reiken door een aanvullende beplanting van Coniferen en groenblijvende heestertjes, maar deze kunnen we ook achter de muur aanbrengen. De vlakke lijn van de bovenkant van de muur wordt in een hoek ge­broken door een naar voren stekende vlerk van Juniperus tripartita of door de omhooggaande lijn van de sierlijke Cotoneaster salicifolia floccosa, met zijn overhangende trossen roode besjes, terwijl bovendien de muur zelf ’s winters mooi blijft.

De natuursteen heeft een teekening, die met iedere belichting anders lijkt en een berijpte rozet van een Saxifraga of Sempervivum hiertusschen, is een wonder op zichzelf.