Vaste planten en haar juiste plaats

Niet alle borderplanten hebben zoo’n opvallend karakteristieke groeiwijze als Achillea en Cimicifuga. Dergelijke contrasten vormen een pittig accent tusschen meer bossige, vormlooze groeiers. Bij deze laatste bepaalt de kleur, meer dan de vorm de juiste plaats in de border. En niet alleen de kleur op zich zelf, maar de zwaarte van kleur.

De indruk die b.v. de lila Galega maakt is licht; licht van kleur en licht van vorm. Hoewel de groeiwijze van de plant bossig is, blijft de lichte indruk overheerschend door de fijne, vlinderachtige bloemen. Als combinatie hiermee zoeken we een krachtige, verticale groeier; iets in de trant van Cimicifuga maar dan dieper van kleur. Wat komt hier meer voor in aanmerking dan Delphiniums?

Blauw is echter niet mooi naast lila; de vele lila-rose riddersporen kleuren er op zich zelf heel goed bij, maar maken ‘t geheel wat flets; diep donkerpaars is de kleur die we zoeken en vinden in soorten als Francois Nagels, Mrs. Creighton of J. van der Meulen. Als regel planten we hoogere planten achter lage; een enkele keer kunnen we de zaak omdraaien en paarse, hooge Delphiniums planten schuin voor de iets lager blijvende Galega. De ranke stengels maskeeren de galega niet en onderbreken even de geleidelijk afloopende hoogtelijn in de border.

Een heel andere dankbare borderplant is de Lelie. Hoewel deze niet in de eerste plaats als borderplant beschouwd wordt, zijn er toch verschillende variëteiten die er geheel op haar plaats zijn. Een juiste keuze van de omringende vaste planten is ook hier de hoofdzaak. De zuivere vorm en kleur van de witte koningslelie (I.ilium regale) is op­vallend en moet ook in de border opvallend en apartstaand blijven. Alleen zuivere, diepe kleuren mogen er omheen staan en lichte, sierlijke vormen. Geen bossig geel, geen hard-rood of bruin, geel lila of schel-wit planten we in de nabijheid.

Als een beschuttende wand de lelies ontsluitend staan er donkerroode Monarda’s achter of paarse Salvia’s. Ook het grijs-groen is er mooi bij van Maccleya Coral Plume, van kogeldistel en van Iris germanica in de voorgrond. Het blad van de laagblijvende Paeonia mai fleuri of mollis is evenals dat van lavendel mooi naast witte lelies. Heelemaal vooraan kunnen zonneroosjes staan of lage Campanula’s. De mogelijkheden zijn vele als de omgeving maar geen bonte kleurenwemeling is. Temidden van een groep met enkele van deze stille tinten kan de lelie een deel van de border overheerschen. De meeste laagblijvende vaste planten kunnen gemakkelijker door en naast elkaar geplaatst worden omdat ze gewoonlijk gelijker van vorm zijn en minder pretentieus. Bloeitijd en kleur moeten elkaar afwisselen in juiste opeen­volging en ’t vormverschil is ondergeschikt.

Fijne zonneroosjes kruipen met hun enkele of dubbele bloemen tot midden in een lange strook nepeta mussini, terwijl deze weer opgevolgd wordt door de wijd open klokken van de witte campanula carpatica. Grootbloemige paarse violen staan naast de matgele kelken van Oenothera missocriensis en hiernaast herhalen we een groep Nepeta. Fel springt tusschen al dit lage goedje een krachtige groep helder-oranje Geums omhoog, en tot midden in deze groep naar binnen dringend groeit het grijze blad van Stachys lanata. Lila en geel herhalen zich zoo nu en dan in de voorgrond, dezelfde kleuren ook tot in de achterste rij van de border voor deze her­haling verbindend.

Zoo ontstaat een eenheid die we ons misschien niet bewust zijn, maar die toch de grondslag vormt voor een rustig geheel; een eenheid waarbij toch iedere plant afzonderlijk zijn juiste waarde behoudt.