Oude proeftuin (1927)

De Oude proeftuin uit 1927 is één van de oudste tuinen en ontstaan als experiment met vaste planten in de zon. Op de plek van de voormalige moestuin legde Mien Ruys een border aan van ongeveer 30 meter lang en 4 meter breed en probeerde uit hoeveel zon vaste planten kunnen verdragen. Het is een traditionele Engelse border, passend in de tijd van grote villatuinen en tuinmannen in dienst voor het onderhoud. De border wordt begrensd door een houten schutting als achtergrond en een tegelpad van dubbele betontegels aan de voorzijde. De oorspronkelijke betontegels, die waarschijnlijk op de kwekerij gebruikt werden, hebben Mien Ruys geïnspireerd tot het ontwerpen van de Griontegel. Sinds 2004 behoort deze tuin tot één van de drie rijksmonumenten van de Tuinen Mien Ruys.

Vormgeving  en beplanting

Voor Mien Ruys was naast beplanting de vormgeving minstens zo belangrijk. In deze tuin heeft zij gebruik gemaakt van contrasten. Vanwege de felle kleuren en strakke vormgeving van de border vroeg de tuin om een tegenreactie van een open ruimte in de vorm van gazon en een golvende heesterrand als begrenzing. Naast het contrast tussen de strakke vorm van de border en de losse, natuurlijke vorm van de heesterrand, is er ook het contrast in licht en schaduw en in kleur. De border ligt in de volle zon met felgekleurde beplanting , de overwegend groene heesterrand in de schaduw.

Wanneer je de tuin binnenkomt door de tuindeur, is het eerste gedeelte  van de border vrij schaduwrijk door de hoge heesters aan de andere kant. De Spiraea veitchii vormt hier een poort, wat het zicht op de in de zon liggende border versterkt.

Beplantingsgroepen aan de andere zijde van het tegelpad zorgen ervoor dat je niet alleen langs de beplanting loopt, maar af en toe ook ertussendoor.

Een border is altijd op z’n mooist als je erlangs kijkt. Kale plekken en uitgebloeide pollen vallen dan minder op doordat ze wegvallen achter andere planten. De bank in het gazon staat daarom ook schuin ten opzichte van de border.

De beplanting van de border bestaat voornamelijk uit felle kleuren: geel, oranje, rood, blauw en paars.  Vanaf half mei tot eind september is er bloei, met het hoogtepunt in de maanden juli, augustus en september. Naast de kleur is ook de vorm van de beplanting belangrijk; opgaande, bossige soorten worden afgewisseld met platte schermen. De heesterrand aan de overzijde van de border zorgt voor bloei in het voorjaar. Aan het einde van de border is de bloei in lichte en minder felle kleuren. Het effect hiervan is dat de border langer lijkt. Wat licht is, lijkt immers verder weg.

Geschiedenis

In de Oude Proeftuin is vanaf 1927, afgezien van gebruikelijke vervangingswerkzaamheden,  weinig veranderd. Soms worden planten vervangen of toegevoegd, waarbij vooral wordt gekozen uit het traditionele assortiment. In 2008 is de tuindeur verplaatst vanwege de nieuwe entree van de Tuinen.

Mien Ruys heeft in de loop der jaren wel geëxperimenteerd met de kleuren van de beplanting in deze border.  Oorspronkelijk bedacht zij een kleurenschema van zachte tinten van roze, lila, lichtgeel, oplopend naar heldergeel, oranje, rood, blauw, paars, aan het einde weer overgaand naar lila en zachtgeel. Na uitvoering bleek dat je, kijkend langs de border, het lila-roze tegelijk met het oranje-rood zag. Zij leerde hiervan dat je beplanting die je in één blik kunt overzien, beter in één kleurenschema kunt houden. Zij koos daarom voor geel, oranje, rood, afgewisseld door blauw en paars. In eerste instantie was er halverwege een groep van grootbloemige margrieten in een wolk van gipskruid geplant. Op advies van een Engelse tuinvriend heeft zij dit weggehaald, omdat ‘wit geen kleur is te midden van al die kleuren, en daardoor een gat vormt’. 

De zuil van de zonnewijzer op het pad aan het begin van de border is afkomstig uit de verkoop van een oude buitenplaats, gebracht door de stoomtram die destijds tussen Zwolle en Coevorden reed. Maandenlang heeft de zuil  in de voortuin van haar ouderlijk huis gelegen, totdat Mien Ruys de ingeving kreeg om de zuil op z’n kop in de grond te zetten en te voorzien van een zonnewijzer. Inmiddels is de omringende beplanting zo hoog geworden dat de zonnewijzer onvoldoende zon krijgt om de tijd aan te wijzen.