Uit het familiealbum van de Philadelphus of jasmijn

De jasmijn hoort tot de meest bekende heesters. Een aantal soorten stamt uit Z.O. Europa, Azië en N. Amerika. In de loop der jaren zijn er door kruisingen uit de in het wild groeiende Philadelphus coronarius zoveel nieuwe en betere soorten ont­staan dat die oude nauwelijks aandacht vragen. De jasmijn (Philadelphus, dus) moet niet worden verward met Jasminum, een geelbloeiende klimplant, die we winterjasmijn noemen.

De Philadelphus heeft witte bloemen met goudgele meeldraden. De meeste zijn enkel, sommige halfdubbel. Er is vooral in de groei van de struik een enorm onderling verschil met hoogtes die variëren van 50 cm tot 3 meter.

Het heeft geen zin alle in de handel zijnde soorten te beschrijven. Mis­schien wel de meest bekende is de Phi­ladelphus ‘Virginal’ tot 3 meter hoog in juni tot in juli bloeiend met grote halfdubbele bloemen. De geur is matig. Als geheel is de struik vrij grof van groei en dus speciaal geschikt in achtergrond van andere planten of dienend als maskering.

Veel fijner van blad en bloem is Phila­delphus ‘Lemoinei’ met dunne takken en kleinere stervormige, uitbundig geurende bloemen. Deze kan dan ook beter meer in de voorgrond staan. Voor de meeste situaties is de variëteit ‘Belle Etoile’ de mooiste; een sierlijke vorm met grotere wijdopen bloemen met een lilarose midden, ongeveer anderhalve meter hoog wordend. Dan is er nog een lage, heel compact groeiende ‘Manteau d’ Hermine’, die niet hoger wordt dan 50 cm, breed uitgroeiend met kleine blaadjes en half tot geheel gevulde room-witte bloemen. Een goede bodembedekker.

Waar komt de naam ‘boeren’-jasmijn vandaan? Waarschijnlijk doordat de Philadelphus gemakkelijk groeit, geen hoge eisen stelt aan ligging en grond­soort en veel voorkomt op boerener­ven. Moeilijk is het vaak goede combinaties te vinden met andere heesters. Alleen tijdens de bloeitijd, juni-juli, is het een opvallende struik, die bovendien in die periode de hele omtrek vervult met zijn geur. Buiten die bloeitijd heeft de struik weinig aantrekkelijks te bieden. We zetten hem bij voorkeur naast soortgelijke groeiers als sering, gouden regen of Deutzia.

De jasmijn groeit op iedere goede tuingrond in volle zon zowel als in lichte schaduw. Zelfs in een minder gunstige situatie kan hij zich redelijk handhaven.

Hoe gebruik je deze struik? Door een plek te zoeken waar hij in zijn bloei­periode tot zijn volle recht komt maar daarna enigszins verscholen blijft. Het is vooral het karakter van de tuin en nog meer de schaal die bepalend zijn voor de toepassing. Bij het overwegen van de mogelijkheden zijn weinigen zich bewust hoe kort de bloei is in verhouding tot de vele maanden dat grove groei en saai blad overheersen; ook de geur is uit de aard der zaak van korte duur.

Door vroegbloeiende heesters in de voorgrond te zetten, zoals b.v. Viburnum burkwoodii, wordt al een deel van de bezwaren weggeno­men. Wel moet ervoor worden gewaakt dat in de voorgrond geen soorten die gelijk met de jasmijn bloeien, gaan concurreren, zoals botanische rozen. Ook het onderhoud is belangrijk. We zien bij de jasmijn maar al te vaak een vormloze groei. Door na de bloei de oudste takken bij de grond weg te nemen en tevens goed te letten op de totale vorm, ver­jongt men de struik voortdurend.

Het lijkt een wat negatief verhaal maar dat heeft tot doel erop te wijzen dat door een juiste plaats en een juiste verzorging de bezwaren grotendeels kunnen worden weggenomen. Dan kan het gebeuren dat als je op een stille warme zomeravond de tuin in loopt, je in de verte al een wit waas ziet waaruit een bedwelmende zoete geur je tegemoet drijft.