Grijsbladige borderplanten

Een willekeurige opeenvolging en groepeering van vaste planten is nog niet altijd een border, tenminste niet wat we onder een border behooren te verstaan. ‘t Gezegde dat in de natuur alle kleuren mooi bij elkaar zijn. gaat niet op in de tuin, want hier zijn de omstandigheden geheel anders, dan in de natuur.

Wilde bloemen staan gewoonlijk niet heel dicht opeen, ze groeien verspreid tusschen gras of verscholen in 't koren, waardoor de kleuren getemperd worden. Bovendien zijn bijna alle wilde bloemen fijner van groei, minder compact en bossig dan de gekweekte soorten.

Hoewel voor de tuin de gegevens wel dikwijls ontleend zijn aan de natuur, wil het er toch geen trouwe nabootsing van zijn. Het is wel degelijk de bedoeling, dat in vorm en kleurenopeenvolging van de planten een bewuste opzet merkbaar is. Felle kleurcontrasten hebben over 't algemeen een groote bekoring: ze vallen van ver op en spreken direct tot ons. Oranje Lelies naast blauwe Veronica, de vlam­mend roode Constantinopel tegen dieppaarse Salvia, gele Heliopsus met blauwe Riddersporen vormen een stra­lende. lichtende band. Maar ten slotte kan een te groote bontheid ook juist andersom werken, een voort­durende opeenvolging van sterke contrasten wordt een­tonig. Een enkele juichkreet van een blij mensch kan rondom een moment van vreugde geven maar evenals een aanhoudend gejuich hinderlijk wordt, is een kakel­bonte border vermoeiend. Er moet een voortdurend op en neer zijn van harmonieerende tinten en een enkel fel contrast, zooals bij de mensch ook rust en uit­bundigheid, stille en lawaai elkaar afwisselen.

Een border moet een harmonisch geheel vormen, even­wichtig van kleurverdeeling zijn. Daarom is het goed een enkele bepaalde tint over de geheele border te her­halen, een tint, die op zichzelf niet nog eens een kleur er bij geeft maar andere kleuren als 't ware aaneenrijgt. Grijsbladerige planten zijn daarom onmisbaar in de tuin. Tegen de donkerbruine Heleniums steken de zilver­achtige takken van Artemisia purshiana licht af, toch ook nog een contrast gevend en nu van licht en donker. Korenblauwe Riddersporen krijgen naast grijs een voor­naamheid, die geen enkele andere combinatie ze geven kan. Blauw met oranje is vroolijk, blauw met geel lichtend, maar blauw met grijs staat heelemaal apart. De kleur wordt als 't ware dieper, intenser blauw en de Riddersporen krijgen er een heel eigen leven door.

De ouderwetsche Anaphalis margaritacea met stroobloemachtige,  grijze bloempjes, is nog altijd even waardevol, al is dan de Artemisia ook wat ijler en fijner van groei. Beide hebben soms neiging in de volle zomer wild te worden en om te vallen. Door bijtijds korte takjes (rijshout) tusschen de planten te steken, kan dit voorkomen worden, terwijl de natuurlijke hou­ding op deze manier geheel bewaard blijft.

Ook in de voorgrond van de border, langs het pad, staat grijs rustig en mooi. Ezelsoor (Stachys lanata) heeft prachtig blad. De bloem maakt de plant soms romme­lig, maar die kunnen we er dan gerust uitsnijden, het­geen het blad ten goede komt. Artemisia stelleriana is, hoe mooi ook van vorm, toch niet zoo bijzonder aan te raden, omdat de plant snel verwildert, soms kale gedeelten krijgt en 's winters vaak verdwijnt. Veel ster­ker, maar ook hooger, is Santolina chamaccyparis, in Juli rijk bloeiend met gele knoopjes. Wordt deze plant te hoog en stokkerig, dan kan ze in het voorjaar of direct na de bloei worden ingesnoeid.

Een fijn plantje, dat zeker niet vergeten mag worden, is Veronica incana. Uit een zilvergrijze rozet komen slanke aren met blauwe bloemen te voorschijn. Het ge­heel is licht en fijn en maakt allerlei aardige combi­naties mogelijk. Het mooiste grijs is misschien wel Arte­misia vallesiaca, zoo fijn vertakt, zoo licht en speelsch van vorm, maar helaas niet goed winterhard. De zuiver witte sterren van Campanula carpatica kruipen weg in het blad en niemand zou vermoeden, dat grijs en wit zoo mooi zijn samen. De kruipende Acaena bucchantani woekert snel voort, er zijn witte Anjertjes met grijs blad, evenals enkele Zonneroosjes.

Ook de lichte, ijle pluimen van sommige siergrassen zouden onder de grijsbladerige planten gerangschikt kunnen worden. Hier zijn het vorm en kleur beide, die de bonte kleurenopeenvolging plotseling onderbreken en door hun apart karakter de aandacht trekken. Mid­den in een border behooren ze niet thuis, maar er is soms toch een plekje te vinden, waar ze heelemaal na­tuurlijk en vanzelfsprekend staan in combinatie met andere planten. Al zal niet iedereen grijs blad op zich­zelf bijzonder mooi vinden, toch zijn al deze planten van groote waarde bij het zoeken naar een goed geheel.