Uit het familiealbum van de Sleutelbloemachtigen: het geslacht Lysimachia

Het is geen grote familie maar er behoren behalve de Primula wel een paar bekenden onder: Cyclamen, Twaalfgodenkruid, Waterviolier.

De Lysimachia’s die we in de tuin gebruiken komen in Europa op vele plaatsen in het wild voor en die horen dus thuis in ons klimaat. Er zijn een paar rechtop groeiende Lysimachia’s die in het Nederlands Wederik heten en één laagblijvende kruipende - nummularia - of Penningkruid. Die laatste heeft kleine, bijna ronde blaadjes aan kruipende sten­gels en ronde, gele, naar ver­houding grote bloemen van juni tot augustus.

Lysimachia punctata is de meest bekende onder de wederikken. Smalle, donker­groene bladen staan in groepen langs een 80 a 100 cm lange stengel. De gele bloemen groeien in schijnkransen in de bladoksels, samen een lange tros vor­mend. Het is een sterke, ondiep wortelende plant die zon zowel als schaduw voor lief neemt, op vochtige zowel als droge grond kan groeien en lang bloeit van half juni tot begin augustus. Heel onver­wacht is een lichtbruine ring onderin elke bloem. Tijdens de bloei vallen na verloop van tijd sommige bloemen af en liggen als kostelijke sterretjes rondom de plant. Een onmis­baar soort, o.a. voor de don­kere stadstuin.

Ijler, sierlijker is de ciliata met iets lichter gele, door­schijnende bloemen. Ook de hele bouw van de plant is fijner. Dan is er nog een rare, iets later, van juli tot sep­tember bloeiende, uit China en Japan overgekomen witte clethroides - die een gebogen bloemstengel heeft, een soort knik halverwege, net een zwanehals. Niet echt mooi. Eigenlijk hebben we het met dit sortiment wel bekeken en komen toepassing en verzorging aan bod.

Vooral de punctata is een enorme woekeraar. Dat heeft zijn voor- en nadelen. Hij vult al gauw een kale plek maar moet jaarlijks worden teruggebracht tot zijn oor­spronkelijke plaats. Tegen­woordig noemen ze dat "terugflulten”!

Steunen met rijshout is gewenst en willen we langdu­rige bloei dan moeten we begin mei - dus voor de bloei - ongeveer een derde van de stengels een derde terug­knippen. Je ziet daar in die dichte groene bos niets van. Als de eerste bloemknoppen zich openen vertakken de teruggesnoeide stengels zich en tegen dat de oudste zijn uitgebloeid komen die inge­korte tot bloei. Zo gaan we door en rekken daarmee de kleur tot ver in september.

Het lijkt bewerkelijk maar het vraagt telkens niet meer dan enige minuten. Wel moet het op het juiste moment gebeu­ren. Verwaarlozen we deze vorm van onderhoud dan storten zich na de bloei de rup­sen op de plant en in plaats van een maandenlang stralend geel kijken we dan de rest van de zomer uit op een in elkaar gezakte vieze troep.

De ciliata laat zich niet zo rigoureus mishandelen, is minder uitbundig en dus ook minder overheersend. Hij is mooi bij de lage Oenothera missouriensis (Teunisbloem) of de eerder bloeiende Thermopsis. Ook is deze soort denkbaar tegen een achter­grond van een paar Diervilla sessilifolia, een iets bruinbladige lage struik met gele bloemen.

Zoals al eerder bleek wijkt het Penningkruid af van alle andere doordat hij vochtige grond verlangt en daardoor vooral in aanmerking komt voor de begroeiing van vijverranden. Voor een dichte bodembedekking is hij ook onvervangbaar.

De keus mag dan niet uitgebreid zijn maar wel; geen tuin zonder Lysimachia!