Uit het familiealbum van de teunisbloem of Oenothera

De Oenothera behoort tot de familie van de Onagraceae. Veel wijzer word ik daar niet van, want ik heb geen andere soorten in die familie gevonden. Oorspronkelijk hoort de teunisbloem hier niet thuis; hij werd in de 17e eeuw uit Noord Amerika ingevoerd.

In de loop der jaren is de tweejarige Oenothera biennis hier verwilderd en te vinden op kalkrijke grond, op droge zonnige hellingen in de duinen of langs spoordijken, zelfs op verwaarloosde terreinen. De plant wordt meer dan een me­ter hoog en krijgt grote lichtgele kelken die pas tegen de avond open gaan en dan worden bestoven door nachtvlin­ders. Voor wilde tuinen een prachtige plant al weten we nooit waar ze over twee jaar zal bloeien. Wereldberoemd werd de teunisbloem toen Prof. Hugo de Vries er onder­zoekingen mee deed op het gebied van de erfelijkheidsleer.

Het zijn vooral de vaste planten uit deze familie die voor de meeste tuinen in aanmerking komen. In juni-juli bloeit de Oenothera fruticosa. Deze wordt 60 cm hoog. Een uitstekende variëteit hiervan is de Yellow River met een overdaad aan trossen lichtende gele bloemen. Direct daarna volgt in juli de tetragona waarvan de variëteit Fyrverkeri een goede is. Deze vormt als het ware kleine struikjes, ongeveer 50 cm hoog. De stengels en knoppen zijn rood, heel levendig. Van al deze soorten blijven de bloemen overdag open.

Dan is er nog een lage, bijna kruipende met grote lichtgele bloemen, aan elke stengel één bloem, bloeiend tot in augus­tus, de missouriensis. De overblijvende Oeno­thera’s zijn gemakkelijke planten die elk jaar op dezelf­de plaats terugkomen; dit in tegenstelling tot de tweejari­ge die zich verplaatst. Droge zandgrond, liefst kalkhoudend, en zon stellen ze op prijs. Hoewel een groot aan­passingsvermogen ook de teunisbloem niet vreemd is hoe­ven we hem niet te proberen op een moerassige plek of in een donker bos. Soms weten ze zich te handhaven op wat vochtige iets zure grond, in lichte schaduw maar waarom een plant ergens dwingen waar hij eigenlijk Met thuis hoort?

Samenvattend kunnen we stellen dat de tweejarige biennis geschikt is voor verwildering maar dat de overblijvende tetragona en fruticosa goede borderplanten zijn, mooi tussen ijle grassen. Met Yellow River moeten we zuinig zijn. De kleur is zo overheersend dat alle planten in de buurt er door worden doodge­slagen. Het is werkelijk als een gele stroom.

De missouriensis wijkt door zijn groei sterk af van de andere. In de voorgrond van een border mits deze is afgezet door een stenen rand komt hij goed tot zijn recht of hangend over een muurtje. Door regel­matig de uitgebloeide bloemen met de zaaddoos uit te breken wordt de bloei ver­lengd.

Droge zomers, natte winters, strenge vorst om het even. De meeste Oenothera’s komen ieder voorjaar onbeschadigd weer tevoorschijn.