De slinger van de klok

Er is de laatste jaren een groeiende belangstelling voor planten. Dat is niet iets nieuws. Altijd is, zoals de slinger van de klok, die waardering heen en weer gegaan. We hoeven maar te gaan kijken naar de gerestaureerde tuinen en het park van het Loo om te zien hoezeer de inzichten in de loop der tijden veranderen.

Tegenover de vroeger woeste Veluwe stelde men de formele aanleg van de tuinen waarin men zozeer de natuur aan banden legde dat bloemen soms werden vervangen door gekleurde steentjes.

Toen men daarop, enige generaties later, was uitgekeken, ontstond de landschapsstijl, een periode waarvan ook op het Loo nog resten zijn bewaard. Ontstaan in Engeland, als nabootsing van het ideale rivier-dal, heeft deze stijl zich uitgebreid over vrijwel geheel West-Europa.

Begrijpelijk dat zo’n uitgangspunt alleen denkbaar is bij grote terreinen in een glooiiend landschep. Bloemen pasten niet in een dergelijke aanleg.

Nadat ontdekkingsreizigers onbekende planten invoerden, toen zelfs uit tropische gebieden fantastische soorten hun intree deden, wilde men ze ook gebruiken. Maar hoe? De uit de tropen afkomstige soorten kwamen in kassen terecht, men leerde ze stekken om ze ‘s zomers buiten te kunnen zetten, maar wat deed je er verder mee?

Bij huis ontwierp men ronde perken als reusachtige taarten van planten met gekleurde bladeren, afgewisseld door compact bloeiende soorten. Nog zien we dat systeem toegepast in sommige stadsparken, Maar ook van die stijve perken kreeg men genoeg.

Het werd tijd een oplossing te vinden voor het juiste gebruik van de vele uit verre streken ingevoerde winterharde overblijvende planten. Kwekers waren bezig door kruising en selectie sterkere variëteiten te verkrijgen, beter bestand tegen ons klimaat. Het ging er alleen nog maar om een logische vorm en plaats te vinden. Het waren de bloeiende bermen die de weg toonden. Wat daarin zo boeide was de variatie, de bonte mengeling van kleuren, de natuurlijke groei. Nabootsing zonder meer kan nooit de oplossing geven, De grilligheid van de natuur is niet te vangen in de begrensdheid van de tuin. Bij de gekweekte soorten heeft men hoogten, bloeitijd en kleur in de hand en zo ontstonden de vasteplantenborders.

Weliswaar ging het speelse, luchtige effect van de wilde bloemen verloren, maar nu kon vorm worden gegeven met planten, een vorm die kon worden vastgelegd. Grotere bloemen, fellere kleuren, bontere combinaties zijn de oorzaak dat steeds verder is afgedwaald van de oorspronkelijke opzet: de bloeiende bermen. Het gevolg is opnieuw zoeken naar andere wegen zoals éénkleurige borders met hun eigen schoonheid maar ook hun beperking. Ze missen de tintelende vrolijkheid van de wilde bloemen.

Het is de strijd tussen het gefascineerd zijn door het natuurlijke groeien dat je niet in de hand hebt en de drang van de mens vorm te geven. Tussen deze twee gaat de slinger van de klok nog steeds heen en weer.

Als we ons in de borders bepalen tot vaste planten dan blijkt dat deze een beperkte bloeitijd hebben. Het is zaak bij de rangschikking er op te letten dat de verschillende bloeitijden na elkaar komen. Niettegenstaande dat zijn er toch altijd plekken waar op een zeker moment niets in bloei staat. Dat is in principe geen bezwaar want het is de bedoeling dat we op die manier het verstrijken van de seizoenen kunnen beleven. Toch zijn er tuinliefhebbers die daar geen belangstelling voor hebben maar alleen kleur waarderen, hoe feller en hoe compacter hoe liever. Daar speelt de kweker op in en zo zien we hele borders van eenjarigen, alle van vrijwel gelijke hoogte, vrijwel zonder blad.

Daarmee benaderen we weer de mozaïeken, gevuld met gekleurde steentjes van vroeger. We kunnen eigenlijk even goed plastic bloemen nemen.

Het is geen wonder wanneer opeens de verwilderingstuin opgang maakt. Alles aan zijn lot overlaten, eindelijk de echte natuur beleven. Binnen een klein bereik, in een bebouwde omgeving blijkt al gauw de onmogelijkheid daarvan. Zeeën van brandnetels of distels zijn het resultaat voor de onvakkundige die niet weet wanneer en waar in te grijpen. Dan maar terug naar grootmoeders tijd? Was die werkelijk wel zo leuk? Lieve kruidentuintjes rijzen als paddestoelen uit de grond. Allerlei geneeskrachtige kruiden worden geprobeerd. Buxus-haagjes, geknipte figuren zien we weer in ere hersteld. Planten die we ons herinneren uit die tijd, maar die zijn verdwenen, worden opnieuw gevraagd. Kwekers bieden “ouderwetse” planten aan; soorten die waren vervangen door variëteiten met betere eigenschappen keren terug omdat ze doen denken aan vroeger. Het beschikbare sortiment neemt met reuzen schreden toe en het wordt een hobby een zo uitgebreid mogelijke verzameling te bezitten.

Maar weer die vraag? Hoe passen we die toe? Je kunt met planten een aanleg, de vorm versterken, maar je kunt hem ook vernietigen.

Generaties lang hebben stijlen elkaar met grote tussenpozen opgevolgd. Was men uitgekeken dan ontstond na verloop van tijd een tegenbeweging. Nu lijkt het alsof er geen tussenruimte meer is. Allerlei ideeën volgen elkaar in snel tempo op. Alle stijlen buitelen als het ware over elkaar heen, maar werkelijke vorm is vaak ver te zoeken.

Het wordt tijd voor bezinning. Wat zou het heerlijk zijn als de slinger nu weer doorzwaaide naar een duidelijk standpunt.