Voortuin: contact met de buitenwereld

Als we de voordeur openen staan we op de grens van twee werelden, die van de beslotenheid, binnen naar de buiten¬wereld. Bij eengezinshuizen is die overgang gewoonlijk niet abrupt.

Er is een tussengebied: de voortuin.De voortuin heeft in wezen iets tegen­strijdigs. Hij is naar buiten gericht en schermt zich tegelijktijdig af tegen de buitenwereld. Ontstaan uit de behoefte een ladder tegen de gevel te kunnen plaatsen op eigen terrein, om de ramen open te kunnen zetten of ze te lappen, om afstand te scheppen tot de voorbijgangers is die voortuin gegroeid.

Soms vormen vele voortuinen aaneen gerijd een belangrijke groen­strook en hun aanleg bepaalt het gezicht van de straat. Het is vooral een zaak van gemeentelijke voorschriften of er eenheid ontstaat of dat al die stukjes privé bezit als los zand naast elkaar liggen. Het is vermakelijk te zien hoeveel variatie er mogelijk is op een klein terrein en hoe sterk de behoefte van de bewoners vaak is zich van elkaar te onderscheiden. Om dat te kunnen tonen moeten de tuinen wel open en bloot liggen. Een ander uiterste is het privé-domein - hoe klein ook - af te scheiden van de straat door er een hoge haag omheen te zetten. Maar hier, op de grens van privé en openbaar terrein grijpt de gemeente in. Wat mag en wat mag niet? Een hoog hek of een muur mogen gewoonlijk niet. Wie zulke plannen koestert moet een bouw­vergunning aanvragen en die wordt waarschijnlijk geweigerd.

Wat mag dan wel? Beplanting, mits die niet te hoog wordt. Alle lage wandjes,- hoe lelijk ook - worden wel goedgekeurd. De gemeente heeft een behoorlijke vinger in de pap. Daarmee kan zij openbaar groen in de stad krijgen op kosten van de bewoners. Merkwaardig dat dan niet tegelijkertijd de eis wordt gesteld tot een zekere eenheid; b.v. alle tuinen eenzelfde haag waarachter de bewoners dan vrij zijn hun hartstochten bot te vieren. Maar dat gaat de gemeente blijkbaar te ver! Door die opgedrongen onmogelijkheid vrij te zijn tegen inkijk is de waarde van de voortuin voor de gebruikers beperkt. Ook al is de ligging op de zon gunstig dan nog zal men er niet gauw gaan zitten, dus is een terrasje zelden gewenst. Overheersend is het pad naar de voordeur. Met de wijze van verharding en de vorm valt te experimenteren. Het punt van overgang van buiten naar binnen - de stoep - kan extra aandacht krijgen door een verbreding met ruimte voor een bankje, een paar bloempotten. Even uitrusten, even in de zon zitten. Een enkele forse struik geeft daarbij al het gevoel van geborgenheid.

Soms is er tussen privé en open­baar terrein nog een schakel in de vorm van een strook grond die de gemeente voor zijn rekening neemt. Dat kan bij een goede beplanting aan de straat een grotere eenheid geven. Ook komt het voor dat de gemeente op vaste afstand van elkaar een boom plant die dan vrij willekeurig in een tuin terecht komt. Dat mag een aardig effect aan de straat geven, het heeft wel consequenties voor de tuin die dat treft. Alweer openbaar groen op kosten van de bewoner. Het beste geheel wordt bereikt als een rijtje bewoners de koppen bij elkaar steekt en een plan maakt voor aaneengerijde tuinen. Dan kunnen de toegangspaden worden gebundeld zodat postbode en krantenbezorger niet alsmaar voor gek tuintje in tuintje uit hoeven te draven. Verhuisd er echter één uit de rij en er komt een bewoner die alle gevoél voor eenheid aan zijn laars lapt en zijn heg vervangt door een schaarhekje dan is de pret voorbij.

De voordeur, de grens tussen binnen en buiten, de voortuin, de grens tussen beslotenheid van het eigene en de soms ook wat angstaanjagende maar ook onmisbare buitenwereld zijn bij rijenhuizen doorslaggevend voor het karakter van de straat. Anders is het gesteld met de vrijliggende voortuinen. Daarvoor gelden gewoonlijk minder dwingende voorschriften. Hier zijn vaak hogere hagen toegestaan als men bij hoekhuizen in de bocht de beplanting maar laag houdt met het oog op het vrije uitzicht voor auto’s. Dergelijke voortuinen behoeven zich niet sterk te onderscheiden van de achtertuin. Alleen het toegangspad ontneemt iets van de vrijheid. Door een met zorg uitgedachte loop van het pad en een beplanting op de juiste plek is dat probleem op te lossen. Het contact met de buitenwereld is hier minder opdringerig en daarmee voldoet de vrijliggende voortuin aan zijn taak een overgangsgebied te vormen, een schakel te zijn tussen de straat en de toegang tot het huis.