Weer aan ’t werk in de tuin. De natuur leert ons vooruit denken

Terwijl we eindelijk weer in de tuin aan het werk gaan, weer spitten en wieden en opruimen, komen overal rondom ons de eerste bloemen te voorschijn. Wel heeft de winter zijn sporen nagelaten: de ligusterhagen zijn, evenals het vorige jaar, weer ver ingevroren en op sommige plaatsen is het de vraag, of ze nog weer uit zullen lopen.

De laurierkers zit vol met lelijke bruine bladen en de sterke hulst heeft verdorde, gele plekken en laat zijn blad vallen. Coniferen zijn vaal van kleur en het gras is op sommige plaatsen geheel verdwenen. En toch is overal het nieuwe leven al weer merkbaar: het is nog niet veel, we moeten zoeken om het te vinden, maar het is er en dat is de hoofdzaak!

De vroege bleek-lila crocus Tomasinianus wiegelt heen en weer op zijn dunne stengel, teer en sprookjesachtig fijn; winteraconietjes staan er naast, veel krachtiger en forser en doen denken aan goudkleurige, dikke boterbloemen. Het is niet zo gemakkelijk een goede plaats te vinden voor alle vroege voorjaarsbollen, een plekje waar ze beschut staan tegen de koude Noordoosten wind en waar ze niet verloren gaan in de ruimte. Ook is het beter als ze in de volle zon staan, want in de schaduw blijven de bloemen meestal gesloten. Een stapelmuurtje is een ideale plaats, een muurtje op het Zuiden. Maken we dit in twee verdiepingen met een ruimte van ca 75 cm er tussenin, dan geeft zo’n plateautje een prachtige plaats voor rotsplanten, voor kleine dwergronifeertjes en allerlei vroege bloembollen. Onder de rotsplanten is nog weinig kleur te bekennen; de speldekussenachtige saxifragabolletjes vertonen de eerste rose en gele bloempjes en een donkerrode primula staat op een vochtig, half beschaduwd plekje vol knoppen te wachten op een paar warme dagen. Thym, sedums en sempervivums vormen donkere vlakken waar een groep goudgele crocus plotseling als een vlam uit oplicht. Het contrast wordt nog versterkt door een strook van de heel donkerbruine lage Erica minima er vóór en verderop staat een hele groep Iberis met donkergroen blad. Pas als de crocus is uitgebloeid zullen de witte Iberisbloemen opengaan. Blauwe druifjes staan te midden van een groep lichtgroene saxifragapollen, mosachtige selaginella en de snel voortwoekerende Veronica filiformis. Overal tussen de voegen van het muurtje, op de onwaarschijnlijkste verborgen plaatsen komen de winteraconietjes te voorschijn. Het peperboompje staat vol met donkerkarmijnkleurige bloempjes langs de kale takken en een doordringende geur vervult de hele tuin.

Vol Knop.

De Rhododendron praecox zit vol knop: als nachtvorsten worden voorspeld, is het aan te raden er 's avonds voorzichtig een zak of een kleed overheen te leggen of hem met een rietmat te beschermen. Van dezelfde tint is het fijne bolgewasje Corydalis bulbosa en samen met de vroegbloeiende heisoorten is hier een groep van te maken, die wel verschillend van tint is, maar toch één zelfde hoofdkleur heeft. Alleen een witte crocus kan de wat donkere groep onderbreken. Allerlei conifeertjes dienen als achtergrond voor de fijne bloembollen, ze geven beschutting en verbinden ook de beplanting tot één geheel.

Sneeuwklokjes staan voor een dwergden en de slanke rotsnarcisjes steken boven alles uit. Vooral deze dwergbloembollen zijn zo aardig voor de tuin. Terwijl voor snijbloemen steeds gezocht wordt naar grotere bloemen, hoe bizarder hoe mooier, groeit voor de tuin de belangstelling voor het heel kleine, vooral voor de wilde botanische soorten.

Meer en meer wordt in de tuin gestreefd naar een natuurlijker karakter, naar een natuurlijker groepering van de planten en het is vanzelfsprekend, dat er daardoor weer een nieuwe belangstelling ontstaat voor de eenvoudige, wilde plant. Nu moeten we om ons heen zoeken naar wat er bloeit, moeten we noteren wat onze aandacht trekt om in het najaar al deze bloemen te kunnen groeperen tot een goed en natuurlijk geheel. Want voor de tuin moeten we altijd vooruit zien, vooruit denken en zo leert de natuur ons ook weer te geloven in een nieuwe toekomst.

MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 7 april 1940