Fantasieën in de wintertuin

Buiten vallen nu de bladeren en boom na boom steekt weer zijn kale takken omhoog in de lucht. Over het land zwermen de kieviten, ze verzamelen zich en maken zich klaar ons te verlaten.

In grote groepen vliegen ze heen en weer boven de weilanden en bij elke zwenking blinkt hun witte borst op. Dicht aaneengesloten zijn ze als een donkere streep, die langs de horizon voorttrekt om geheel uiteen te vallen.

Als wegwaaiende bladeren, die door een windvlaag plotseling omhoogvliegen, warrelen de kieviten door elkaar, ze vallen, zwenken en schieten dooreen en hun onrustig, verlangend geroep klinkt over de weilanden. En ook in de mensen wordt dezelfde onrust weer wakker, groeit het verlangen weg te trekken naar onbekende verten.

Juist in deze tijd zoeken we dan naar iets wat ons bindt, wat ons boeit juist dagelijks, in onze onmiddellijke nabijheid.

En wat zou dit beter kunnen doen dan de tuin?

Een eigen tuin is eigenlijk een wonder, want er is nooit een periode van stilstand. Juist in het najaar, als alles kaal wordt en de bloemen afsterven, gaan wij vol moed aan het werk om de tuin te verbeteren of te veranderen. Nu is het de tijd voor grondwerk, voor spitten en mesten, voor bouwen en metselen.

Een kleine tuin vol paadjes en bloembedden, met kwijnende grasranden en uit haar kracht gegroeide rozen bevredigt niet meer. Hoeveel mooier is het niet een rustig grasveldje zonder paden, zonder perken, met alleen een bloemenrand rondom? De schuttingen worden gemaskeerd door enkele niet te grove heesters en de witte stam van een berkje steekt er vrolijk tussenuit, de vlakke lijn verbrekend. Onder de berk staan drie bremstruiken, die te zamen een flinke bos vormen, die ook 's winters groen blijft. Fel oranje papavers planten we er langs in een smalle strook. In de verste hoek komt een prunus met heel donkerbruin blad en dicht bij huis zetten we de sierlijke Cotoneaster salicifolia floccosa, die nu al vol rode bessen zit. Half er onder verscholen, kan een vogeldrinkbak staan met een paar kruipende Veronica's om de voet. Vooral in de steden en in droge streken van ons land, waar de vogels vaak moeite hebben water te vinden, dient zo’n schaal niet alleen als mooi voorwerp, maar is ook voor de vogels van werkelijk belang.

Een border, die een jaar of vier vast gestaan heeft, moet nodig eens worden vernieuwd, vooral nu de strenge vorst van de vorige winter veel open plekken heeft gemaakt. Nu is het de goede tijd alle planten op te nemen en zo in te kuilen op een beschut plekje. Hoewel nu de soorten nog wel te herkennen zijn, zal het in 't voorjaar niet altijd lukken de kleuren nog te weten en dus is het beter er etiketten met kleur en hoogte bij te zetten. Daarna wordt de grond gespit, liefst 2 a 3 steek diep, dat hangt af van de grond, of deze vast en hard is of van nature reeds poreus. Stijve grond, die aan elkaar plakt, zoals sommige klei- en veensoorten doen, kunnen we poreuzer maken door er zand doorheen te vermengen en heel lichte, droge grond houdt het regenwater beter vast als we het verwerken met turfstrooisel. Als we diep spitten, moeten we er altijd aan denken, dat de humusrijke bovenste laag bouwaarde altijd boven moet blijven. Nu mesten we ook, want dan zijn de voedingsstoffen in het voorjaar direct opneembaar voor de plant, en omdat al deze stoffen zakken en nooit omhoogstijgen, ligt het voor de hand, dat de mest zo ondiep mogelijk wordt ondergeplagd om voor de wortels bereikbaar te zijn.

De hele winter laten we de grond dan zo, ruw gespit, liggen; als het vriest, kan de vorst tussen de aardkluiten diep doordringen, wat voor de grond heel goed is.

Een tuin zonder paden is in de zomer, als alles in volle bloei staat, rustig en natuurlijk en kan toch ook vrolijk en vol afwisseling zijn. Maar soms wensen we meer lijn te zien, een duidelijker vormgeving. Een pad van onregelmatige flagstones tussen het gras kan langs een border lopen, dan om een vijver heenkrullen en verder weg lussen een heestergroep verdwijnen. Als er mos en enkele kruipende planten tussen de voegen groeien, blijft het pad een onderdeel van de tuin; het geeft een krachtige lijn, zonder de eenheid van de tuin te verbreken.

Als we eenmaal beginnen te werken aan een andere vorm van de tuin, kunnen we niet meer ophouden. Er zijn zoveel mogelijkheden, we bouwen hele fantasieën op dromen, en midden in de winter bloeit in onze gedachten een geheel nieuwe tuin weer op.

MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 12 november 1939