Vlammende pracht in de tuin. En wij nemen de herfstkleuren in ons op...

Nu is het herfst, dagenlang kan de regen stromen en de wereld veranderen in een modderpoel. In de tuin hebben de asters bruine randjes gekregen van de nachtvorsten en zwaaien de stengels heen en weer in de storm, een tak knakt en sleept door de modder.

Alleen een grote bos chrysantjes bloeit nog volop, al zijn ook hier de bloemen een beetje gehavend. De laatste knoppen willen niet groeien, ze openen zich niet in het te grauwe herfstweer. Maar terwijl de bloemen het opgeven laaien de struiken plotseling op in een nieuwe gloed. Hoe meer het regent, hoe kouder de nachten zijn, des te feller kleurt zich nu het blad. Het is alsof regen en storm te zamen het kneden en stampen en omwerken tot iets geheel nieuws, tot een wonderlijke vlammende pracht.

Als een lichtende kroon staat de goudes midden in de tuin: het is alsof het licht van de hele zomer zich hierin heeft verzameld en dit in één enkel ogenblik weer terugkaatst. Een gouden gloed overstraalt de hele tuin en zelfs op de donkerste dagen voelen we nog de warmte van de zomerzon, als we er naar kijken.

De cornus is niet geel, maar rood en als we goed zien ook niet rood, maar oranje en goud en groen en alles door elkaar heen vervloeiend. De blaadjes van de berk zijn al afgevallen en weggewaaid, maar de Amerikaanse eik wordt elke dag donkerder, mahoniekleurig rood en roestbruin met hier en daar nog een enkel geelgroen blad er tussen.

Er zijn allerlei heesters, die het hele jaar rond weinig opvallen, die groeien en blad krijgen en leven enkel ter wille van de paar weken dat hun blad verkleurt in de herfst, die alleen nu de aandacht trekken en zelfs de hele tuin overheersen. De kleine Enkianthus campanulatus en de Parrotia persica behoren hiertoe, evenals Photinia villosa.

Maar er zijn ook struiken die in ‘t voorjaar beginnen met een rijke bloesempracht, die in de zomer mooi gevormd blad hebben en dan ten slotte bovendien in 't najaar nog fel gekleurd blad krijgen. Voor kleinere tuinen, waar elke struik een te in het oog vallende plaats inneemt, daar zijn juist deze heesters van het grootste belang.

De bekende krenteboom, die in sommige streken van ons land in grote hoeveelheid in 't wild voorkomt, behoort eigenlijk in elke tuin te staan. In 't vroege voorjaar zijn het de fijne, witte bloemtrosjes, die bloeien voordat het blad tot volle ontwikkeling is en nu staat de struik er als een vlam onder de grauwe herfsthemel.

En dan de Berberissen. De laagblijvende Berberis thunbergii groeit eigenlijk overal, op droge hellingen, op slechte zandgrond, in halfschaduw of felle zon. Als de kleine verkleurde blaadjes afwaaien hangen nog maandenlang de felrode bessen, smalle langwerpige vruchten aan de gebogen stengels, een warm zuiver rood. De donkerbruinbladerige Berberis thunbergii atropurpurea komt in 't voorjaar met doorschijnend rode blaadjes, die donkerder worden in de zomer, bij zwart af, totdat nu ook dit blad verkleurt, weer lichter en gevarieerder wordt.

Maar opvallender dan alle is de Berberis Yunnanensis: niet alleen het blad, maar ook de takken worden rood, als een brandende toorts staat de struik te midden van de overige planten. Op donkere dagen valt het van ver al op, maar als plotseling de wolken wegschuiven en de zon er op schijnt, dan spat het vuur, dan is het alsof de tuin in brand staat. En we zuigen ons vol aan kleur, zó vol, dat we er een hele, lange winter van kunnen leven, tot aan het komende voorjaar.

MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 29 oktober 1939