De tuin leeft: een scherp contrast met het moderne huis

Een pad loopt van het huis recht den tuin door naar de poort, die een donkere plek vormt in den tuinmuur. Tegen het massieve zware hout licht de speels gevormde klink even op in de zon. Die klink lokt en trekt, dwingt het pad af te gaan, de poort te openen en te zien wat er achter is. En de poort lokt om er uit te trekken, op avontuur.

Het is niet alleen de opening in den tuinmuur die ons trekt, het rechte pad er naar toe versterkt de verwachting, iets dat een gebogen lijn niet zou doen, want dan zou de deur half verscholen liggen in de aangrenzende beplanting.

De paden in den tuin vormen een heel belangrijk onderdeel, ze kunnen de eenheid van het terrein verbreken als ze verkeerd gelegd zijn. Als we twee punten willen verbinden, ligt de kortste weg het meest voor de hand en deze verdient in die gevallen de voorkeur, wanneer althans de lijn die hierdoor ontstaat, ook mooi is.

Het is onjuist altijd den kortsten weg te kiezen uit gemakzucht ten koste van een goed lijnenspel. Is het aanleggen van een tuin niet in zekeren zin het spelen met lijnen, zoowel als met kleuren? Een pad vormt een zeer uitgesproken lijn en mag daarom wat den loop betreft niet veronachtzaamd worden. Een schuine weg dwars door een terrein kan wel de meest economische oplossing geven, maar werkt gewoonlijk zeer onharmonisch. Dan is het beter een rechten hoek te maken, evenwijdig met het huis of een der grenslijnen.

Tegen de strakke, soms eenigszins nuchtere zakelijkheid van onze moderne huizen, mag de tuin een scherp contrast vormen. Zouden we den tuin ook strak en recht maken, dan werd het geheel fantasieloos en arm. De tuin is niet een voortzetting van het huis, de tuin leeft en in den tuin moet als eerste vereischte de overdaad van de natuur haar uitbundige rijkdom naar voren komen. Op deze wijze vullen huis en tuin elkaar aan en ontstaat (door het contrast) de gezochte eenheid. Maar deze natuurlijkheid mag ook weer geen vormloosheid worden; kronkellijnen die geen zin hebben werken gekunsteld. Over 't algemeen is de eenvoudige, zuivere lijn de meest natuurlijke. De beplanting doet er de strakheid van verliezen, doordat hier een Nepeta of zonneroosje over 't pad kruipt, daar een omhoogschietende struik zich er overheen buigt.

Een klein verschil in hoogte kan in ons vlakke land van een ongekende charme zijn. Het pad wordt een 25 cm uitgediept en de vrijkomenden grond over het terrein verspreid. Met oude handvormsteen worden de kanten tegengehouden; rozetten van Saxifraga's en Ramondia groeien tusschen de voegen aan den Noordkant. Aubrietia en Alyssum staan in de volle zon. Een muurtje is het niet te noemen, daarvoor is het te laag, maar het even verdiepte pad geeft een lichte speelschheid, een fantasie die met geen kronkellijn zou zijn te bereiken. Achter de steenen groeien allerlei lage bloemen in uitbundige overdaad. Een strook Cerastium, het grijze blad overdekt met witte bloemen, woekert voort, fijne oranje Ijslandsche papavertjes wiegelen er boven. Een eind verder steekt een krachtige toorts forser boven alles uit.

En het pad zelf, waarmede zouden we dit beter bedekken dan met dezelfde oude steenen als langs de kanten? Wat is in ons land trouwens mooier padbedekking dan baksteen, een typisch Hollandsen materiaal? Met baksteen zijn wonderen te bereiken, er is een eindelooze afwisseling in vormen denkbaar, baksteen afgewisseld met plavuizen in een steeds herhaald patroon of zonder eenige regelmaat.

Rondom een zonnewijzer kunnen de zonnestralen in baksteen worden vastgelegd.

Zelfs in onze nuchtere zakelijke eeuw is de romantiek niet dood.

MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 26 juni 1938