Hoog staat de zon en het is warm. Maar om den vogeldrinkbak gaat een vlaag van koelte

Op warme zomersche dagen geeft zelfs het zien van water reeds verfrissching. Een sloot met de weelderige sappige oeverbeplanting van margrieten en zuring, paardenbloemen en smeerwortel is een wereldje op zichzelf.

In de zon glanst het water donker en diep, de ijle waterviolier steekt er licht tegen af, kleine vischjes schieten weg tusschen de waterpest. Koel en frisch is het tusschen 't riet, hoe warm de zon ook mag branden. Soms is het water wonderlijk doorschijnend, we zien tot op den bodem; geheimzinnig en lokkend is de diepte. Maar op enkele uren wordt het licht teruggekaatst, onbewogen blinkt het water en geeft de heele wijdheid van een Hollandschen wolkenhemel weer. Ook in den tuin brengt water altijd afwisseling, een onverwacht, verrassend element.

Een groote vijver met diverse soorten eenden en vreemde watervogels ligt half verscholen tusschen een hooge oeverbeplanting, of een klein rond poeltje met een cirkel van steenen over den rand ligt doodstil als een spiegel. Een dun fonteintje geeft een klaterend geluid, de wind waait het uiteen en de droppels glanzen in alle kleuren van den regenboog.

Niet elke tuin heeft de mogelijkheden en ruimte voor een vijver. Als de ligging er niet om vraagt kan het zelfs een kunstmatigen of popperigen indruk geven. In plaats van een vijver nemen we dan een vogeldrinkbak. Dit is een schaal waarin water gedaan wordt met de bedoeling dat de vogels er komen drinken en baden. Eerste vereischte is derhalve, dat zij zeer ondiep is. Zoo’n drinkbak dient dan tegelijkertijd als versiering. Hoe vaak zoeken we niet naar een of ander ornament, iets om te plaatsen in 't hart van een klein rozentuintje, een eenvoudig ding om op den hoek van een muur te zetten of als eindpunt van een pad. En wat is het moeilijk het juiste te vinden!

Zonnewijzers zijn vaak goed maar ook wel wat afgezaagd, een werkelijk mooi beeld is in den regel onbetaalbaar, en vazen met bloemen te midden van een bloementuin doen eenigszins overbodig aan.

In heel veel gevallen zal het vogelbad in zijn zuiveren pretentieloozen eenvoud datgene geven wat we zoeken. Wel moet in de eerste plaats elk ornament dat we gebruiken in juiste verhouding zijn met de onmiddellijke omgeving, niet te zwaar en te veel de aandacht trekkend maar ook weer niet te klein. In 't laatste geval gebruiken we 't niet als middelpunt maar verscholen in een hoekje te midden van planten, eenvoudig dienend als drinkplaats voor vogels.

Een lage, platte schaal van ruwen, even bemosten steen staat op een voetstuk van een paar oude, verweerde baksteenen. Een wilde roos met fijn groen blad en overdekt met doffe fluweeligroode bloemen staat er achter, een enkele tak buigt naar beneden tot vlak er boven. Nu is de roos in vollen bloei en over een paar maanden zullen het de langwerpige smalle bottels zijn die voorover hangen. Vlak achter de schaal staan tijgerlelies, de smalle knoppen hebben bijna denzelfden vorm en kleur als de rozenbottels. In 't voorjaar stonden er gele late tulpen in den voorgrond; groote matgele bloemen met heel fijne, puntige kelken. Nu staat er Oostindische kers op die plaats, het blad glanst van den dauw, de eerste roode knoppen komen tusschen de bladen te voorschijn. Over den steen als overgang tusschen gras en schaal kruipt een veronica met lichtblauwe bloemen, het fijne blad doet denken aan kroos. Het gras is op dit plekje niet hard en glad als een biljartlaken, het is een klein plekje vol Meibloempjes en enkele wuivende graspluimen. De vogels nestelen overal rondom in de heesters, de nachtegaal zit er vlak bij. Ze wippen uit de beschermende struiken op den breeden steenen rand, drinken vlug en zijn nog vlugger terug in haar schuilplaats. Bijen gonzen er, het is vol afwisseling van licht en schaduw, hoog staat de zon in den middag en 't is warm. Maar om den drinkbak gaat een vlaag van koelte.

MIEN RUYS
De Telegraaf van zondag 24 juli 1938