Onze Eigen Tuin - Zomer 2011

Vanaf juni beginnen de rijkste bloeimaanden voor de borders. De taak voor de vroege bloeiers zit er op en ze worden - voor zover er geen bijzondere sierwaarde aan de uitgebloeide resten toegekend kan worden - teruggeknipt. Soms is dat om een tweede bloei te activeren zoals bij vrouwenmantel, soms om de plant met fris nieuw blad uit te laten lopen als bij eenmaal bloeiende Geraniums. Geranium magnificum en Geranium ‘Johnson’s Blue’ lenen zich hier bij uitstek voor.

De tijd van het opbinden en stutten van hoge planten is aangebroken. Allerlei manieren en materialen worden daarbij toegepast en uitgeprobeerd. Slappe groeiers worden overeind gehouden met rijshout, de vertakte delen van snoeihout dat in de voorafgaande herfst en winter verzameld is. Tussen en rond planten met broze of slappe stelen wordt een stevig geraamte van takken gemaakt waar ze doorheen zullen gaan groeien. Dit zou eigenlijk al in een vroeg stadium moeten gebeuren maar dat levert niet zo’n fraai beeld op in de Tuinen en dat willen we ons bezoek natuurlijk niet aandoen.

Voor de Alstroemeria in de Oude Proeftuin maken we een uitzondering. Omdat de broze stengels in een later stadium nauwelijks fatsoenlijk rechtop te krijgen zijn, worden wilgentakken in de vorm van een grote open korf over de omhoog schietende scheuten gestoken. Na een paar weken zijn de takken onder het groen van de Alstroemeria verdwenen.

Vanaf begin juni schieten de fiere, stevige stelen van de riddersporen in de Oude Proeftuin omhoog. In volle bloei zijn ze een gemakkelijke prooi bij de geringste aanval van wind en regen. De bloemen zijn te zwaar voor hun stelen, een gevolg van het ‘veredelen’ van de soort.

Elke steel werd aan de achterkant met een lange dunne stok verstevigd tot aan het begin van de bloeiaar en zo onopvallend mogelijk aan te binden. De bamboeplant bij het theehuis levert ons elk jaar voldoende groene stengels die hiervoor gebruikt kunnen worden. Maar dit was fout gedacht. Het kwetsbare punt had zich verplaatst naar het eindpunt van de stok. Omdat de bloemsteel vaststond en niet meer met de wind meebewoog knapte de steel af. Einde bloei. Niet opbinden is geen optie. De oplossing is stokken te nemen zo lang als de uiteindelijke hoogte van stengel plus de bloemaar. In de groeiperiode zijn de stokken dan helaas eerst zichtbaar, maar met de plant in volle bloei is daar niets meer van te zien.

De hogere planten in het achterste deel van de borders krijgen in eerste instantie steun van metalen ringen die rond de planten gestoken worden. Zo blijft elke ‘bos’ bij elkaar en het voorkomt uitzakken. Als na verloop van tijd de Phloxen en Heleniums ver boven de steunen uit rijzen worden de steunen met behulp van bamboestokken en bindtouw verlengd. Maar ook dat heeft een gevaarlijke kant; nu is het bindtouw het kwetsbare punt geworden. Gecultiveerde planten hebben nogal de neiging in bloei topzwaar te worden. Het touw voorkomt dat de stelen met de wind mee kunnen bewegen en bij een zomerse storm afknappen. Wat is nu de juiste manier? In onze klassieke borders handhaven we zoveel mogelijk de variëteiten die ooit door Mien Ruys gebruikt zijn. Ze vertegenwoordigen een tijdsbeeld.

Daar binden we de planten zoveel mogelijk op omdat dit over het algemeen het meest bevredigende resultaat geeft.

Bij de nieuwere beplantingsexperimenten gebruiken we zoveel mogelijk natuurlijker ogende planten met een minder zware bloeiwijze. Zo hebben we in de Gemengde Border Delphinium elatum toegepast. Het is de oervorm van de gekweekte grootbloemige riddersporen. De hemelsblauwe bloemen zijn beduidend kleiner maar doen in karakter zeker niet onder voor de gekweekte vormen. We hopen onszelf met deze nieuwe aanwinsten een hoop werk te besparen.

Terug naar jaargang 2011 overzicht