Onze Eigen Tuin - Winter 2007

Iedere tuinier weet dat de winterrust in de tuin slechts schijn is. Ondergronds bereidt het plantenleven zich voor op het nieuwe seizoen. Half januari verschijnen de eerste gele knobbeltjes van de winterakoniet, hoe koud, nat of hard bevroren de grond ook is.

Kort daarna begint het feest van de sneeuwklokjes. Op verschillende plek­ken in de Tuinen rollen zich prachtige witte tapijten uit. In de Verwilderingstuin bloeien onder de dan nog kale bomen grote bossen van het gewone sneeuwklokje, Galanthus nivalis, samen met de gevuldbloemige Galanthus nivalis ‘Flore Pleno’. Rond de karakteristieke stammen van Metasequoia’s tegenover de confectieborders zorgt het breedbladige sneeuwklokje Galanthus woronowii samen met de kerstroos Helleborus orientalis voor een spektakel.

Sneeuwklokjes worden veelal gelijk­tijdig met de andere voorjaarsbloeiende bollen aangeboden. Helaas geeft het planten van deze ‘kale’ bollen zelden het gewenste resultaat. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de bollen van tulpen drogen de bollen van sneeuwklokjes snel uit. Opgraven en snel weer uitplanten van de bolletjes direct na de bloei geeft wel een goed resultaat. Het is tegenwoordig mogelijk in maart bolletjes met loof te verkrijgen. Wel duurder, maar zeker succesvoller.

Als op 1 april de Tuinen opengaan voor bezoekers en er nog nauwelijks vaste planten bloeien, worden de Tuinen gekleurd door grote vlakken narcissen op verschillende plaatsen in het gras. Rond de confectieborders staan kleinbloemige soorten die uitstekend gedijen in het gras. Als deze witte en gele tapijtjes na verloop van tijd hun kleur verliezen nemen de madelieven, boterbloemen en paardebloemen het een tijdje over. Pas als het loof van de narcissen geheel afgestorven is, worden de wilde weitjes gemaaid en vormen weer onderdeel van het gazon. Het is voor een goede ontwikkeling van de bollen belangrijk met het maaien te wachten tot het loof van de bollen afsterft. Veel mensen vinden dit geen fraai gezicht, maar verborgen in een bloemenweitje valt het bruine loof nauwelijks op.

In de Nieuwe Border is de kleine gele verwilderingsbol, Narcissus triandrus ‘Hawera’ gepoot. Deze in mei bloeiende kleine zachtgele narcis met meerdere bloemen aan een steel is een van de mooiste narcissen. Elk jaar komen zij in grotere getale terug en het smalle blad dat nauwelijks opvalt, vormt na de bloei geen bezwaar in een border.

In de Beeldentuin hebben we rond de sloot onder de knotwilgen de inheemse ondersoort van de wilde narcis Narcissus pseudonarcissus subsp. pseudonarcissus gepoot. Deze vroegbloeiende narcis kwam oorspronkelijk onder andere voor in de schrale drassige beekdalgraslanden van Zuidwest-Drenthe en Zuidoost-Friesland. Op oude boerenerven in deze gebieden is de wilde narcis nog te vinden. De bloemdekslippen zijn licht­geel terwijl de trompet helder geel is. De bloei valt van eind maart tot begin april.

Op beperkte schaal passen wij tulpen toe in de borders. De meeste soorten blijken op onze zure grond uitermate gevoelig voor allerlei aantastingen en ziektes. Daardoor is de bloei in het vol­gende jaar meestal minimaal. Na de bloei worden de bollen daarom direct gerooid, zodat het lelijke blad het beeld van de borders niet kan bederven en ziektes niet kunnen toeslaan. Uitzondering vormen de leliebloemige tulpen die met succes vele jaren achtereen gezond terugkomen en prachtig bloeien.

Blauwe druifjes doen het uitstekend in potten. In de Tuinen gebruiken we ze om een plek tijdelijk te verlevendigen. Zo wordt in de voorgrond van de grote border, als die begin april nog kaal en kleurloos is, een lange rij potten met blauwe druifjes gezet. Na de bloei verhuizen ze naar een rustige hoek in de tuin. Nadat het loof afgestorven is, worden de potten met bollen op een droge warme plek weggezet. In het najaar worden de potten leeggehaald, de bollen uitgezocht en opnieuw geplant in een speciaal hiervoor samen­gesteld mengsel. Onder in de pot komt een mengsel van compost en scherp zand aangevuld met wat beendermeel en bentoniet, vervolgens een laag van alleen potgrond en scherp zand, dan de bollen die weer worden afgedekt met een laag scherp zand en potgrond ter dikte van de bol. De bollen mogen niet direct in contact komen met het been­dermeel en de compostlaag om aan­tasting en rotting te voorkomen. De wortels zullen deze laag opzoeken om er het voedsel uit te halen dat voor de ontwikkeling van de nieuwe bol nood­zakelijk is. De potten met bollen kun­nen uitstekend in een koude bak of op een beschutte plaats buiten over­winteren. Ook al betekent het gebruik van voorjaarsbollen op deze manier veel extra werk, toch zouden we de vroege en uitbundige kleur in de Tuinen niet kunnen missen.

Terug naar jaargang 2007 overzicht