Omheiningen

Het niet natuurlijke natuurlijk maken en het natuurlijke vervormen dat is steeds ons streven. De dingen naar je hand willen zetten is de mens altijd eigen geweest.

Zodra iemand zich ergens vastnestelt wil hij zijn wereld veilig stellen en afschermen van de omgeving om daarbinnen bezig te kunnen zijn naar eigen opvatting, hij gaat daarom zijn terrein omtuinen. Dat kan op vele manieren maar hoe, dat vloeit voort uit de aard van zijn omgeving zowel als uit hetgeen hij binnen die omheining wil realiseren.

In welke mate is contact met de buitenwereld al of niet gewenst. Hermetisch afgewezen of juist zoveel mogelijk toegelaten. Vrij zijn tegen inkijk, zelfs van bovenburen? Dat laat onze maatschappij niet altijd toe. Hoge afscheidingen zijn dikwijls verboden. Wat mag en wat mag niet? Mogen we een wilgen-scherm van 3 a 4 meter hoog, te koop als geluidsscherm ook langs ons stadstuintje in de straat zetten? We zullen, of we het leuk vinden of niet, ons toch moeten aanpassen bij de buren, bij het karakter van de woonwijk of bij het omringende landschap. Dat betekent dat vaste regels niet mogelijk zijn.

Wat wij ook kiezen: gesloten (muur of schutting), doorzichtig (palissade met reetjes of schutting met verspringend latwerk of gevlochten twijg) of open, (hekwerk of gaas) hangt af van de mogelijkheden en wensen ter plaatse. Al dit soort afscheidingen heeft het voordeel dat ze weinig plaats innemen, geen last hebben van boomwortels of zware schaduw, je er bewegelijke vormen mee kunt maken, ze kunt laten begroeien tot bloeiende wanden.

Een natuurlijker maar ook meer eisen stellende afscheiding bereiken we met hagen. Juist hier komt die neiging in te grijpen in de natuur het sterkst naar voren. Bijna alle boomsoorten kun je zo maltraiteren dat ze tenslotte, braaf in het gelid, strakke wanden vormen.

Hoe zou iemand ooit op het idee zijn gekomen dat de machtige beuk er zich toe leent in het gelid te worden gezet als een soort bonestaken? Haagbeuk, veldesdoorn en Buxus voegen zich eveneens onder de snoeischaar. Dat is al een eeuwenoud spelletje. Van bossige struiken als liguster en meidoorn is het meer voor de hand liggend. De beuk houdt - vooral als hij is gesnoeid - zijn verdorde blad vast tot het voorjaar. De haagbeuk laat het eerder vallen. Hoe ontroerend mooi het ontluikende blad in een beukenhaag mag zijn toch is een groenblijvende haag in sommige gevallen geschikter.

Merkwaardig dat liguster zo’n slechte naam heeft. Dit komt waarschijnlijk doordat hij veelal verkeerd wordt toegepast, als dunne, smalle wandjes tussen rijen-huisjes. Plant je hem daarentegen in minstens 2 rijen breed en zorg je dat hij tot op de grond dicht is dan vormt hij een prachtige wand. De ovalifolium heeft glimmend blad, de wilde - vulgare Viride - wat doffer. Een bezwaar is het zware wortelgestel waardoor voedsel en vocht aan de grond wordt onttrokken, maar dat geldt voor de meeste hagen. Voordeel is: in de meeste winters groenblijvend, goed bestand tegen wind, zelfs zeewind, verdraagt schaduw en enige drup, groeit snel en is goedkoop.

Hulst laat zich zonder moeite tot een strakke wand fatsoeneren maar wie had dat gedacht van coniferen als Tsuga en Larix, van Taxus, Chamaecyparis en Thuja?

Het voordeel van die grote verscheidenheid is dat je de keuze kunt laten afhangen van de omstandigheden, van ligging en grondsoort. De enige van de coniferen die kan tegen schaduw, drup van bomen, tegen wind, zelfs enige zeewind en die na beschadiging weer op het oude hout uitloopt is de Taxus. Thuja daarentegen kan niet tegen drup, heeft een hekel aan zeewind, houdt niet van kalk. Wordt hij door te laat inkorten of door een er te dicht op staande beplanting van onderen kaal dan loopt hij niet weer uit. Zogenaamde los uitgroeiende hagen van botanische rozen, olijfwilg of sneeuwbes en Spiraea zijn geen hagen, het zijn gefatsoeneerde heesterranden met een andere functie.

Afscheidingen hoeven niet altijd de grens te volgen. Ze kunnen die ook op een bepaald punt loslaten en plotseling naar binnen dringen en een aparte ruimte in de tuin vastleggen. Dan gaat het niet alleen om de vorm van die extra ruimte die is ontstaan, maar ook om de vorm van de haag zelf. Planten we één rij dan duurt het meestal een paar jaar eer de haag de gewenste breedte heeft. Zetten we meteen een dubbele rij dan groeit hij sneller dicht. Maar wat let ons de haag 3,4 of zelfs 5 rijen dik te poten?

Dan maken we met planten architectuur.