De tuin bij het huis

Het huis dat architekt Feenstra heeft gebouwd voor Dr. Tausk te Nijmegen (zie R.K. Bouwblad, jaarg. 9, nr. 6), staat op een heuvelachtig terrein. Met den bouw is van het hoogteverschil geprofiteerd, zoodat huis en omgeving tot één geheel vergroeid zijn.

Het is vanzelfsprekend, dat de tuin zich diende te voegen naar de glooiende lijnen en ondergeschikt moest zijn aan deze eenheid. Maar eenvoudig werd hierdoor de opgave niet!

De garage lag laag, als ‘t ware onder het huis. de entree aanmerkelijk hooger. Daar het niveau aan de andere zijde van het huis weer lager was, lag de oprit naar de garage in een kom met ongelijke wanden. Aan den steilen kant werd toen een muur gebouwd, die één ge­heel vormde met het huis, eindigend in een trap naar de entrée en deze trap weer verbonden met het hek langs de straat. Boven langs den muur werden planten gezet, die iets overhangen, beneden bij de garage een overdaad van hooggroeiende bloemen, zoodat de muur geheel werd opgenomen in beplanting. Op den hoek bij den trap gaf een zware Cotoneaster met wijdoverhangende takken een krachtig eindpunt.

De muur waarin zich de entree bevindt, is groot en vlak, de omgeving aan deze zijde wat kaal. Hier moet dus op den duur de beplanting voor het evenwicht zorgen. Naast de deur staat een groote, recht omhooggaande Prunus. Het slappe, verticale hout voegt zich gemak­kelijk langs den muur en het donkere bijna mahoniekleurige blad steekt scherp af tegen den lichten gevel. Op den hoek boven de garagemuur staat een grijs­blauwe Ceder, die breed uitgroeit en eens den heelen kant moet beheerschen.

Een contrast met deze zijde vormt het speelsche terras met een licht hekwerk. Het kostte heel wat moeite, de juiste beweging in de grondlijn te krijgen, waarbij men niet te ver onder het terras kon kijken en toch het ranke, zwevende idee van het terras bewaard bleef. Daarom werd langs het hekje een lichte beplanting aangebracht in een paar heldere kleuren als geel, oranje en blauw.

In den hoek van het terrein stonden oude, zware den­nen, somber tegen het lichte huis, maar door hun ouderdom het huis toch ook weer dadelijk opnemend in de omgeving. Een groot bezwaar was, dat de dennen veel licht wegnemen en eronder weinig of niets kan groeien. Na lang wikken en wegen werd toch besloten, de den­nen te sparen, v.n.l. omdat hierdoor het boschkarakter bewaard bleef. Er onder werden groepen schaduwdragende heesters geplant en de wilde boschrhododendron.

Achter het huis, grenzend aan de kinderkamer, blijft de tuin ongerept als speelterrein, van de keukenafdeeling gescheiden door een haag, aan de andere zijde overgaand in een klein stukje wild gelaten bosch. Als overgang tusschen boschje en tuin is een vogeldrinkbak gemaakt, omgeven door kruipende plantjes en een paar lichte varentjes onder een overhangende vogelkers.

Het huis volgt in speelsche lijnen de terreinglooiingen: de tuin voegt zich naar het huis, en als na jaren de tuin volgroeid is, vormt dit alles een, als t ware vanzelf gegroeid geheel.